Enkele weken terug liepen we rond op de gronden van de Makuhari Messe, dat zijn zowat de Japanse Heizelpaleizen, de Japanners houden ook van buitenlandse woorden, omdat daar de internationale Tokyo Motor Show plaatsvond. Nu, internationaal is in deze duidelijk een verkeerd bijvoeglijk naamwoord want veel meer dan een veredelde regionale beurs was het niet (meer). Buitenlanders waren er nauwelijks, tenzij een aantal journalisten zoals ondergetekende die er waren uitgenodigd of een aantal toeleveraars die dachten dat ze er in deze tijden van crisis toch nog een graantje konden meepikken. Die crisis werd door de buitenlandse constructeurs ook aangehaald om hun afwezigheid te vergoelijken, vanuit Europa waren namelijk drie “constructeurs” aanwezig, BMW Alpina, Lotus en… Caterham, vanuit de States nul en zelfs de Chinezen en Koreanen hadden op het laatste nippertje verstek laten gaan.
In feite is dit de bevestiging van een trend die we vier jaar geleden al vermoedden : het zwaartepunt van de auto-industrie is in het Verre Oosten aan het verschuiven naar China en, in minder mate, naar Korea. Alvorens we ons gaan wentelen in leedvermaak om die Japanners die onze eigen industrie zoveel pijn hebben gedaan (om van catastrofe voor de “grote drie” in de States nog maar te zwijgen) de afgelopen decennia, nog dit ter overdenking : als er in Europa één of ander automobiel kroonjuweel in de vitrine wordt gezet door een amechtige constructeursgroep die om cash verlegen zit, denken we maar aan Rover, Jaguar, Land Rover, Saab en Volvo, zijn het steevast de Chinezen en zelfs de Indiërs die hun belangstelling tonen en meestal met de buit aan de haal gaan.
Terug naar Japan nu, waar de Japanners wat verweesd en redelijk down rondliepen op hun verlepte internationale show en zich zo hard vastklampten aan een sprankeltje hoop dat ondergetekende die, ondervraagd naar de reden van zijn komst het toch ook nog over de interessante Japanse techniek had, in het avondjournaal van de nationale TV-zenders niet minder dan 4 keer na elkaar werd opgevoerd. Toch zou het een grove misrekening zijn de Japanse auto-industrie nu al af te schrijven. ’s Werelds grootste autoproducent, Toyota, zit nog op een berg geld (waar ze iets voorzichtiger mee omspringen dan de Amerikanen die hun financiële gaten toch door de belastingbetaler gevuld zien) en de Japanners in het algemeen zijn nog steeds bezig met een serieuze voorsprong te handhaven voor wat betreft onze automobiele toekomst : de elektrische auto, of die nu op batterijen rijdt of op waterstof (brandstofcel) maakt in deze niet veel uit.
Toen we vier jaar geleden aan toenmalig Toyota-topman Watanabe (die is nu vervangen door een lid van de stichtende Toyoda-familie) de vraag stelden of hij bang was voor de Chinezen antwoorde hij als volgt : «laat mij binnen 10 jaar vrezen voor de Chinezen, nu zijn we bang voor de Koreanen.» Europa noch Amerika kwamen over zijn lippen. Laat het ons zo stellen : het land van de Rijzende Zon heeft zijn laatste troeven op autovlak nog niet uitgespeeld, voor wat de massaconstructeurs in Europa betreft zien we het somberder in. Dat zullen de Chinezen en Koreanen ons in de volgende jaren wel komen duidelijk maken.